Straatsburg, 18 december 2008                                                                  

CCJE(2008)5

Adviesraad van Europese Rechters (cCJE)

Advies nr. 11 (2008)  van de Adviesraad van Europese Rechters (CCJE) ter attentie van het Comite van Ministers van de Raad van Europa over de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen

Teneinde de verspreiding van dit advies te vergemakkelijken, zouden de lidstaten voor zover mogelijk moeten zorgen voor de vertaling in de verschillende landstalen.


Algemene Inleiding

1.             De kwaliteit van justitie is een aloude en constante zorg van de Raad van Europa. Daarvan getuigen inzonderheid de verdragen, resoluties of aanbevelingen onder auspiciën van de Raad over de middelen om de toegang tot justitie te vergemakkelijken, de verbetering en de vereenvoudiging van de procedures, de vermindering van de werkoverlast bij de gerechten en de heroriëntering van het optreden van de rechter op een louter gerechtelijke activiteit[1].

 

2.             In die context en om de voorschriften van zijn opdracht na te komen, heeft de Adviesraad van Europese rechters (CCJE) besloten om Advies nr. 11 aan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen te wijden, die in grote mate de kwaliteit van de justitie bepaalt.

3.             Een duidelijke motivering en analyse zijn een basisvereiste voor rechterlijke beslissingen en een belangrijk aspect van het recht op een eerlijk proces. Zo bepaalt artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna EVRM) dat de staten verplicht zijn om onafhankelijke en onpartijdige gerechten in te stellen en doeltreffende procedures in te voeren. Die verplichting is zinvol wanneer rechters daardoor zowel in rechte als in feite op rechtvaardige en correcte wijze recht kunnen spreken ten voordele van de burgers. Een kwalitatieve rechterlijke beslissing leidt tot een goed resultaat – voor zover de rechter daartoe over de noodzakelijke middelen beschikt – en dit op een eerlijke, snelle, duidelijke en definitieve manier.

4.             Met het oog hierop heeft de CCJE in Advies nr. 1 (2001) reeds benadrukt dat de rechterlijke onafhankelijkheid moet worden opgevat als een recht van de burgers. Het advies bepaalt dat die rechterlijke onafhankelijkheid “n’est pas une prérogative ou un privilège octroyé dans leur propre intérêt, mais elle leur est garantie dans l’intérêt de la prééminence du droit de ceux qui recherchent et demandent justice”. De CCJE heeft in zijn adviezen sinds 2001 een aantal suggesties opgesomd teneinde in ieder rechtsstelsel de rechtzoekenden niet alleen het recht van toegang tot de rechter te waarborgen, maar ook ervoor te zorgen dat ze door de kwaliteit van de gewezen beslissingen vertrouwen hebben in de goede afloop van de gerechtelijke procedure[2].

5.             Het huidige advies heeft niet tot doel opnieuw het basisprincipe ter discussie te stellen, waarin wordt gesteld dat de beoordeling van de intrinsieke kwaliteit van iedere rechterlijke beslissing enkel afhankelijk is van de bij de wet ingestelde rechtsmiddelen. Dat principe is een wezenlijk gevolg van de grondwettelijke garantie van de rechterlijke onafhankelijkheid die een van de belangrijkste kenmerken vormt van de rechtsstaat in democratische samenlevingen.

6.             Aangezien rechters tot taak hebben kwalitatieve rechterlijke beslissingen te nemen, is de CCJE van oordeel dat zij bijzonder goed zijn geplaatst om na te denken over de kwaliteit van rechterlijke beslissingen en om de kwaliteitsfactoren en beoordelingsvoorwaarden te bepalen.

7.             Onafhankelijk van de kenmerken die eigen zijn aan ieder rechtsstelsel en de werkwijze van de gerechten in de verschillende staten, moet de rechterlijke beslissing aan een aantal vereisten voldoen waaruit gemeenschappelijke principes kunnen worden afgeleid. De rechterlijke beslissing beoogt in de eerste plaats niet alleen een bepaald geschil op te lossen waarbij de partijen rechtszekerheid wordt gewaarborgd, maar ook vaak de rechtspraak te bepalen teneinde andere geschillen te voorkomen en de sociale vrede te waarborgen.

8.             Uit het rapport van mevrouw Maria Giuliana CIVININI, opgemaakt na inzage van de vragenlijsten[3] van de CCJE-leden, blijkt dat de staten de kwaliteitsbeoordeling en -verbetering van rechterlijke beslissingen op zeer uiteenlopende wijze benaderen. Hoewel de beoordeling van die kwaliteit afhangt van de specifieke tradities van ieder rechtsstelsel, wordt in het rapport eveneens benadrukt dat alle staten de omstandigheden wensen te verbeteren waarin rechters hun beslissingen moeten wijzen.

9.             In dit advies wordt onder "rechterlijke beslissingen" verstaan beslissingen waarbij uitspraak wordt gedaan over specifieke zaken of geschillen en die door onafhankelijke en onpartijdige gerechten in de zin van artikel 6 van het EVRM worden gewezen, inzonderheid:

§  beslissingen gewezen in burgerlijke en sociale zaken, strafzaken en meestal administratieve zaken;

§  beslissingen gewezen in eerste aanleg, in hoger beroep of beslissingen van de hogere instanties en de constitutionele hoven;

§  voorlopige beslissingen;

§  definitieve beslissingen;

§  beslissingen in de vorm van een vonnis of een beschikking van collegiaal samengestelde gerechten of gerechten met een alleenzetelend rechter;

§  beslissingen waarbij al dan niet de minderheidsstandpunten aan bod komen;

§  beslissingen door beroeps- en lekenrechters of door gerechten met een gemengde samenstelling (stelsel van samenwerking tussen beroeps- en lekenrechters).

Deel I. Kwaliteitsfactoren van rechterlijke beslissingen

A. Externe omgeving: wetgeving en de economische en sociale context

10.          De kwaliteit van de rechterlijke beslissingen hangt niet alleen af van alle betrokken rechters, maar ook van een aantal variabelen buiten het proces van de rechtsbedeling, zoals de kwaliteit van de wetgeving, de passende middelen die het rechterlijk apparaat ter beschikking zijn gesteld en de kwaliteit van de juridische opleiding.

1. Wetgeving

11.          Rechterlijke beslissingen stoelen in de eerste plaats op de wetten aangenomen door parlementen of, in de common law-rechtsstelsels, op wetten of principes vastgelegd als precedent. In die rechtsbronnen worden niet alleen de rechten van de rechtzoekenden en de door de strafwet bestrafte handelingen bepaald, maar wordt eveneens het procedureel kader gedefinieerd waarbinnen rechterlijke beslissingen worden genomen. Bijgevolg beïnvloeden de keuzes van de parlementen de aard en het aantal van de zaken die voor de gerechten worden gebracht, alsook de manier waarop ze worden behandeld. Frequente veranderingen in de wetgeving, een weinig toereikende opstelling of een vage inhoud van de wetten of een gebrekkig procedureel kader kunnen afbreuk doen aan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen.

12.          Bijgevolg acht de CCJE het wenselijk dat de nationale parlementen de impact van de bestaande en toekomstige wetten op het rechtsstelsel beoordelen en controleren, alsmede passende overgangs- en procedurebepalingen invoeren teneinde zich ervan te vergewissen dat rechters ze kunnen toepassen in kwalitatief hoogstaande rechterlijke beslissingen. De wetgever moet ervoor zorgen dat de wetgeving duidelijk en eenvoudig te gebruiken is en overeenstemt met het EVRM. Teneinde de uitlegging te vergemakkelijken moeten de voorbereidende werkzaamheden van de wetten in een begrijpelijke taal toegankelijk zijn. Ieder ontwerp van regelgeving betreffende de rechtsbedeling en de procedurewetten zou voor advies moeten worden voorgelegd aan de Raad voor de Justitie of aan een gelijkwaardig orgaan vooraleer het parlement erover beraadslaagt.

13.           Met het oog op kwalitatieve beslissingen die op de belangen in het geding afgestemd zijn, moeten rechters handelen binnen de wettelijke structuren teneinde vrij te beslissen en werkelijk te beschikken over bijvoorbeeld de noodzakelijke tijd voor een correct onderzoek van de zaak. De CCJE wijst op de discussie betreffende het "beheer van de zaken" waarvan sprake in Advies nr. 6 (2004)[4].

2. Middelen

14.          De kwaliteit van de rechterlijke beslissingen is rechtstreeks afhankelijk van de budgettaire middelen waarover het rechtsstelsel kan beschikken. De gerechten kunnen niet efficiënt werken met ongeschikte personele en materiële middelen. Een passende bezoldiging van rechters is noodzakelijk teneinde hen te behoeden voor druk die beoogt hun beslissingen en in het algemeen hun houding[5]te beïnvloeden en tevens ervoor te zorgen dat de beste kandidaten in de magistratuur worden opgenomen. De bijstand door gekwalificeerd administratief griffiepersoneel alsook de samenwerking met andere medewerkers van het gerecht die het routinewerk van rechters verlichten en de dossiers voorbereiden, kunnen zeker de kwaliteit van de beslissingen van een gerecht verbeteren. Bij gebrek aan de nodige financiële middelen is de efficiënte werking van het rechtsstelsel met het oog op een kwaliteitsproduct onmogelijk[6].

3. Actoren van het rechtsstelsel en juridische opleiding

15.          Zelfs indien enkel de actoren binnen het rechtsstelsel worden bestudeerd, hangt de kwaliteit van de werking van het rechtsstelsel duidelijk af van de interactie tussen verschillende actoren: de politie, de procureurs, de advocaten, de griffiers, in voorkomend geval de juryleden, etc. De rechter is slechts een schakel in het geheel van coactoren en niet noodzakelijk de laatste aangezien de fase van de uitvoering van de beslissing even belangrijk is. Zelfs indien enkel aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen, volgt uit het voorgaande dat de prestaties van rechters zeker een centrale plaats innemen, maar niet de enige factor zijn die de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen beïnvloeden.

16.          De kwaliteit van rechterlijke beslissingen hangt onder andere af van de juridische opleiding van alle beroepskrachten die optreden in het kader van de procedure. Daarom wenst de CCJE de rol van het onderwijs in de rechten en van de opleiding in het algemeen te benadrukken.

17.           Voor rechters in het bijzonder houdt dit een juridische opleiding op hoog niveau in bij het begin van hun juridische carrière[7], gevolgd door een opleidingsprogramma teneinde de professionele technieken te handhaven en te verbeteren. Dankzij dergelijke opleidingen zouden rechters niet alleen de noodzakelijke competenties moeten verwerven om de wijzigingen in de wetgeving en de nationale en internationale rechtsregels toe te passen, maar eveneens andere aanvullende vaardigheden en kennis inzake niet-juridische aangelegenheden zodat ze de situaties die aan hun oordeel worden voorgelegd, goed begrijpen.

18.           Rechters zouden eveneens een opleiding inzake ethiek en communicatie moeten hebben gevolgd om hun relaties met de partijen in het geding, met het publiek en de media te bevorderen. Opleidingen om de organisatievaardigheden te verbeteren, zijn bijzonder belangrijk voor de voorbereiding en het doeltreffende beheer van de zaken (bijvoorbeeld informatica, beheer van de zaken, werktechnieken, technieken bij het opstellen van vonnissen/beslissingen – inclusief krachtlijnen met algemene modellen om beslissingen op te stellen waarbij de rechter normaliter zijn persoonlijke stijl kan kiezen), teneinde de zaken zonder vertraging te beheren en onnodige handelingen te voorkomen[8].

19.          Bovendien zouden de voorzitters van de gerechten moeten worden opgeleid op het stuk van humanresources management, strategische organisatie om het verloop van de zaken te regelen en te beheren, evenals inzake de doeltreffende planning en dito gebruik van het budget en de financiële middelen. Het administratief personeel en de personen die de rechters bijstaan, zouden een bijzondere opleiding moeten kunnen genieten inzake de voorbereiding van de zittingen en de controle en follow-up van een goed verloop van de zaken (bijvoorbeeld betreffende informatica, technieken inzake het beheer van de zaak en tijdsbeheer, opstellen van beslissingen, vreemde talen, communicatie met de partijen en het publiek, juridisch onderzoek). Op die manier worden rechters van administratieve en technische taken ontlast en kunnen ze zich concentreren op het intellectuele aspect en op het beheer van de procedure en de beslissing.

B. Interne omgeving: professionalisme, procedure, zitting en beslissing

20.          De kwaliteit van rechterlijke beslissingen hangt eveneens af van interne elementen zoals het professionalisme van de rechter, de procedure, het beheer van de zaken, de zitting en elementen inherent aan de beslissing.

1. Professionalisme van de rechter

21.          Het professionalisme van de rechter vormt de eerste waarborg voor een kwalitatieve beslissing. Dit houdt een juridische opleiding op hoog niveau in volgens de principes van de CCJE in de Adviezen nr. 4 (2003) en nr. 9 (2006), evenals de ontwikkeling van een cultuur van onafhankelijkheid, ethiek en deontologie volgens de principes in de Adviezen nr. 1 (2001) en nr. 3 (2002). 

22.          Bij de beslissing moet niet louter rekening worden gehouden met de relevante rechtsinstrumenten, maar eveneens met niet-juridische begrippen en feiten die eigen zijn aan de context van het geschil, zoals ethische, sociale of economische overwegingen. De rechter moet zich bij de beslissing bewust zijn van dergelijke overwegingen.

23.          De beoordelingsprocedures of de richtsnoeren betreffende de prestaties van rechters die de gerechtelijke overheden voorstellen, verbeteren de competenties van rechters en de kwaliteit van rechterlijke beslissingen.

 

2. Procedure en beheer van het dossier

24.          Teneinde tot een kwalitatieve beslissing te komen die zowel door de rechtzoekende als door de maatschappij wordt aanvaard, moet de procedure duidelijk, transparant en conform de eisen van het EVRM zijn.

25.          Een eenvoudige procedurewet die aan dergelijke eisen voldoet, is evenwel niet voldoende. De CCJE is van oordeel dat de rechter de mogelijkheid moet hebben om de procedure op een actieve en gerede manier te organiseren en te leiden. Het goede verloop van de procedure bevordert immers de kwaliteit van het eindproduct: de beslissing[9].

 

26.          De redelijke termijn waarbinnen een beslissing in de zin van artikel 6 van het EVRM wordt gewezen, kan eveneens als een belangrijk kwaliteitselement worden beschouwd. Er kan niettemin spanning bestaan tussen de snelheid waarmee het proces wordt gevoerd en andere relevante kwaliteitsaspecten, zoals het recht op een eerlijk proces dat eveneens in artikel 6 van het EVRM wordt gewaarborgd. Het belang om de sociale vrede en de rechtszekerheid te waarborgen, houdt noodzakelijkerwijs, maar niet uitsluitend het element tijd in. De CCJE wenst te verwijzen naar Advies nr. 6 (2004) waarin wordt benadrukt dat de “kwaliteit” van justitie niet als dusdanig mag worden gelijkgesteld met “productiviteit”. Bij de kwalitatieve benadering moet eveneens rekening worden gehouden met het vermogen van het rechtsstelsel om de vraag te behandelen conform de algemene doeleinden van het stelsel waarvan de snelheid van de procedure slechts een aspect vormt.

27.          Sommige landen hebben standaardmodellen van goede werkwijzen opgesteld inzake het beheer van de procedure en het verloop van de zitting. Dergelijke initiatieven moeten worden aangemoedigd aangezien ze goed beheer van de procedures door iedere rechter bevorderen.

28.          Ook het belang van overleg tussen rechters moet worden benadrukt waarbij informatie en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Op die manier kunnen rechters het beheer van de zaken bespreken, alsmede de moeilijkheden die ze bij het toepassen van de rechtsregels ondervinden en de eventuele verschillen in de rechtspraak aankaarten.

 

3. Zitting

29.          De zitting moet beantwoorden aan alle eisen van het EVRM teneinde de rechtzoekenden en de hele maatschappij de inachtneming van de minimumstandaarden van een goed gevoerd en eerlijk proces te waarborgen. Het goede verloop ervan bepaalt of de rechtzoekende en de maatschappij de uiteindelijke beslissing goed begrijpen en aanvaarden. Tijdens de zitting moeten aan de rechter eveneens alle noodzakelijke beoordelingselementen worden verstrekt. Ze is bijgevolg bepalend voor de kwaliteit van de rechterlijke beslissing. Er zou steeds een zitting moeten worden gehouden in de gevallen die in de rechtspraak van het EVRM zijn vermeld.

30.          Een transparante en open zitting evenals de inachtneming van de tegenspraak en de gelijkheid zijn noodzakelijke voorwaarden opdat de partijen zelf en de maatschappij in het algemeen de beslissing erkennen en aanvaarden.

4. Inherente elementen van de beslissing

31.           Opdat de rechterlijke beslissing kwalitatief is, moet zij door de rechtzoekende en de maatschappij in het algemeen ervaren worden als het resultaat van een relevante toepassing van de rechtsregels, een eerlijke procedure en een overtuigende beoordeling van de feiten, alsmede ook uitvoerbaar zijn. De rechtzoekende zal er bijgevolg van overtuigd zijn dat zijn zaak correct onderzocht en behandeld werd en de maatschappij zal de beslissing beschouwen als een factor die de sociale vrede kan herstellen. Teneinde die doelstellingen te bereiken, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

a. Duidelijkheid

32.          Iedere rechterlijke beslissing moet begrijpelijk zijn en worden opgesteld in een duidelijke en eenvoudige taal opdat de partijen en de maatschappij de beslissing begrijpen. Zulks onderstelt een coherente structuur van de beslissing en vereist een argumentatie in een duidelijke en voor iedereen toegankelijke stijl[10].

33.          Iedere rechter kan zijn eigen stijl en structuur kiezen of zich daartoe baseren op de standaardmodellen, ingeval die bestaan. De CCJE raadt de rechterlijke autoriteiten aan handleidingen van goede werkwijzen aan te leggen om het opstellen van beslissingen te vergemakkelijken.

b. Motivering

34.          De beslissing moet in principe met redenen worden omkleed, worden gemotiveerd[11]. De kwaliteit van de beslissing hangt voornamelijk van de kwaliteit van de motivering af. Een goede motivering is absoluut noodzakelijk en mag niet worden verwaarloosd ten voordele van de snelheid. Een goede motivering veronderstelt dat de rechter over de noodzakelijke tijd beschikt om de beslissing uit te werken.

35.          De motivering zorgt er niet enkel voor dat de rechtzoekende de beslissing beter begrijpt en aanvaardt, zij is ook en vooral een garantie tegen willekeur. In de motivering is de rechter enerzijds verplicht om aan de rechtsmiddelen van de partijen tegemoet te komen en de elementen te omschrijven die zijn beslissing verantwoorden en ertoe leiden dat zij conform de wet is, anderzijds begrijpt de maatschappij dankzij de motivering hoe justitie werkt.

36.          De motivering moet coherent, duidelijk, ondubbelzinnig en ontegenstrijdig zijn. Aan de hand van de motivering moet de redenering kunnen worden gevolgd die de rechter tot bedoelde motivering heeft geleid.

37.          In de motivering moet worden weergegeven dat de rechter de principes geformuleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in acht neemt (inzonderheid de rechten van de verdediging en het recht op een eerlijk proces). Ingeval voorlopige beslissingen betrekking hebben op de individuele vrijheid (bijvoorbeeld de aanhoudingsbevelen) of invloed hebben op de persoons- en eigendomsrechten (bijvoorbeeld het voorlopige recht van gezag over een kind, het bewarend beslag op een onroerend goed of de inbeslagneming van bankrekeningen), is een adequate motivering vereist.

38.          In de motivering moet rekening worden gehouden met de eisen van de partijen, met andere woorden met de verschillende elementen van hun vordering en met de rechtsmiddelen die zij hebben aangevoerd. Die garantie is van wezenlijk belang, want op die manier kan de rechtzoekende er zeker van zijn dat zijn eisen werden onderzocht en dat de rechter er rekening mee heeft gehouden. In de motivering mogen geen beledigingen van of weinig vleiende beoordelingen met betrekking tot de rechtzoekende zijn opgenomen.

39.          Onverminderd de mogelijkheid, zelfs de verplichting van de rechter in bepaalde gevallen eigenmachtig te handelen, zou hij enkel mogen ingaan op de relevante middelen die invloed kunnen hebben op de oplossing van het geschil.

40.          De motivering moet niet noodzakelijkerwijs lang zijn. Er moet een passend evenwicht worden gevonden tussen beknoptheid en een goed begrip van de beslissing.

41.           Het gegeven dat de gerechten worden verplicht hun beslissingen te motiveren, betekent niet dat moet worden ingegaan op ieder argument dat tot staving van een rechtsmiddel werd aangevoerd. De omvang van die taak kan variëren volgens de aard van de beslissing. Conform de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens[12] hangt de omvang van de motivering af van de veelheid van rechtsmiddelen die een pleiter in rechte kan aanvoeren, evenals van de wettelijke bepalingen, gewoonten, rechtsbeginselen en verschillende werkwijzen betreffende de voorstelling en de opstelling van vonnissen en arresten in de verschillende staten. Om te beantwoorden aan de eis van een eerlijk proces, zou uit de motivering moeten blijken dat de rechter daadwerkelijk de wezenlijke vragen die hem werden voorgelegd[13], heeft onderzocht. In geval van een jury moet de rechter die verantwoordelijk is voor de jury de feiten en vragen waarover de jury zich moet uitspreken duidelijk toelichten.

42.          Wat de inhoud betreft, bestaat de rechterlijke beslissing uit het onderzoek van de feiten en van het recht betreffende het geschil.

43.          In het onderzoek van de feiten onderzoekt de rechter de betwistingen inzake het bewijs, inzonderheid op het stuk van de regelmatigheid ervan. Hij onderzoekt eveneens de bewijskracht van de elementen die nuttig kunnen zijn voor de oplossing van het geschil.

44.          Bij het onderzoek van het recht moeten de nationale, Europese[14] en internationale[15] rechtsregels worden toegepast. De motivering moet op dienstige wijze verwijzen naar de relevante grondwettelijke bepalingen en naar het nationale of Europese en internationale recht dat van toepassing is. In voorkomend geval kan iedere verwijzing naar de nationale, Europese of internationale rechtspraak, daaronder begrepen een verwijzing naar de rechtspraak van de gerechten in de andere landen, en naar de rechtsleer waardevol zijn, en zelfs van wezenlijk belang zijn in een common law-stelsel.

45.          In de landen van de common law gelden de beslissingen van de hogere instanties die een rechtsvraag beslechten als precedent dat bindend is voor latere identieke geschillen. Hoewel de beslissing in de Continentaal-Europese landen niet die uitwerking heeft, kan ze niettemin tot bijzondere lering strekken voor andere rechters die met een gelijksoortig geval of een gelijksoortige vraag te maken krijgen in de zaken die een maatschappelijk probleem of een belangrijke rechtsvraag opwerpen. Vandaar dat de motivering, het resultaat van een nauwkeurig onderzoek van het recht, in die gevallen bijzonder verzorgd moet zijn teneinde aan de verwachtingen van de partijen en de maatschappij te beantwoorden.

46.          Het onderzoek van het recht gebeurt in vele gevallen via de uitlegging van de rechtsregel.

47.          Bij die uitleggingsbevoegdheid mag niet uit het oog worden verloren dat de rechter de rechtszekerheid moet waarborgen die de voorzienbaarheid van zowel de inhoud van de rechtsregel als van de toepassing waarborgt, en bijdraagt tot de kwaliteit van het rechtsstelsel.

48.          Bijgevolg past de rechter de uitleggingsbeginselen toe die zowel in het nationale als het internationale recht gelden. In de landen van de common law laat hij zich leiden door de regel van het precedent. In de Continentaal-Europese landen baseert hij zich op de rechtspraak, meer bepaald die van de hogere gerechten die inzonderheid als taak hebben over de eenheid van de rechtspraak te waken.

49.          Over het algemeen zouden rechters de wet op onveranderlijke wijze moeten toepassen. Wanneer een gerecht niettemin tot een kentering in de rechtspraak beslist, zou die duidelijk in de beslissing moeten worden vermeld. In uitzonderlijke omstandigheden zou het gepast kunnen zijn dat het gerecht aangeeft dat die nieuwe interpretatie slechts van toepassing is vanaf de datum van de beslissing of vanaf de datum die nader erin wordt omschreven.

50.          Het aantal zaken die de hogere instanties bereiken, kan eveneens afbreuk doen aan zowel de snelheid als de kwaliteit van de beslissing. De CCJE raadt aan om regelingen in te voeren die eigen zijn aan de juridische tradities van iedere staat en waarin de toegang tot die instanties wordt geregeld.

c. Afwijkende meningen

51.          In bepaalde landen kunnen rechters een concurrerende of afwijkende mening uiten. In die gevallen zou de afwijkende mening samen met het standpunt van de meerderheid moeten worden bekendgemaakt. Op die manier maken die rechters bekend dat ze geheel of gedeeltelijk niet akkoord gaan met de meerderheidsbeslissing van de zetel die de beslissing heeft gewezen en waarvan ze deel uitmaken, met vermelding van de redenen van die afwijkende mening, of ze delen mee dat de beslissing van het gerecht tevens kan of moet gegrond zijn op andere redenen dan die welke werden aangevoerd. Een en ander kan bijdragen tot een betere inhoud van de beslissing en een goed begrip van zowel de beslissing als de ontwikkeling van het recht.

 

52.          De afwijkende mening moet behoorlijk worden gemotiveerd en een weloverwogen beoordeling vormen van de rechter over de feiten en het recht.

d. Uitvoering

53.          Ieder dictum van een rechterlijke beslissing zou moeten worden opgesteld in duidelijke en ondubbelzinnige termen zodat het gemakkelijk gevolgen kan hebben of in het geval van een dictum dat leidt tot een verplichting iets te doen, niet te doen of te betalen, gemakkelijk uit te voeren is.

54.          Volgens de uitlegging van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betekent het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM niet enkel dat de rechterlijke beslissing binnen een redelijke termijn wordt gewezen, maar ook dat zij op daadwerkelijke wijze kan worden uitgevoerd ten bate van de winnende partij wanneer zulks passend is. Het verdrag voert immers geen theoretische bescherming van de rechten van de mens in, maar beoogt daarentegen een concrete bescherming te verwezenlijken ten bate van de Europese burgers.

55.          Derhalve moet het dictum de volgende belangrijke kenmerken bevatten:

(i) Het moet vooreerst, ingeval zulks passend is, uitvoerbaar zijn: dit betekent dat de beslissing een dictum moet bevatten dat duidelijk, zonder enig risico op twijfel of verwarring, de door het gerecht uitgesproken veroordelingen, verplichtingen en aanmaningen vermeldt. Enige onduidelijke beslissing die voor uiteenlopende uitleggingen vatbaar is, schaadt de doeltreffendheid en de geloofwaardigheid van het gerechtelijk optreden.

(ii) Het dictum moet bovendien executoriaal zijn: door haar executoriaal karakter kan de rechterlijke beslissing daadwerkelijk worden uitgevoerd. In de meeste rechtsstelsels bestaan er procedures om de uitvoering stop te zetten of op te schorten. Een stopzetting of een opschorting heeft in bepaalde gevallen onmiskenbaar een wettelijk karakter. Het dictum kan echter als een tactisch middel worden gebruikt en een ongepaste stopzetting of opschorting kan het gerechtelijk optreden verlammen en tot procedurele strategieën leiden die beogen de beslissingen van rechters enig belang te ontnemen. Teneinde de doeltreffendheid van justitie te waarborgen, zouden alle staten moeten beschikken over procedures inzake voorlopige uitvoering[16].

56.          Een kwalitatieve (niet strafrechtelijke) beslissing zou nutteloos zijn zonder een eenvoudige en doeltreffende procedure om die beslissing uit te voeren. Het is van belang dat die procedure wordt gesuperviseerd door de rechterlijke macht die alle moeilijkheden moet regelen die zich tijdens de uitvoeringsfase van de vonnissen kunnen voordoen, zulks volgens de doeltreffende procedures die geen overdreven procedurele meerkosten voor de partijen met zich brengen.

DEEL II. kwaliteitsbeoordeling van rechterlijke beslissingen

57.          De CCJE benadrukt dat de verdiensten van iedere afzonderlijke beslissing in de eerste plaats worden gecontroleerd door de rechtsmiddelen die door de nationale procedures en de toegang van de rechtzoekenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ter beschikking worden gesteld. De staten zouden erop moeten toezien dat hun nationale procedures de eisen gesteld in de beslissingen van dat Hof in acht nemen.

A. Onderwerp van de beoordeling

58.          Sinds de jaren 1990 is het besef gegroeid dat de kwaliteit van rechterlijke beslissingen niet correct kan worden beoordeeld door loutere controle op de intrinsieke juridische waarde van de beslissingen. Zoals uit het eerste deel van dit Advies blijkt, wordt de kwaliteit van rechterlijke beslissingen beïnvloed door de kwaliteit van alle voorbereidende stappen die eraan vooraf gaan. De gehele rechterlijke organisatie moet worden onderzocht. Bovendien telt vanuit het standpunt van de rechtzoekenden niet louter de juridische kwaliteit stricto sensu van de beslissing. Er moet eveneens rekening worden gehouden met andere aspecten zoals de duur, de transparantie, het verloop van de procedures, de manier waarop de rechter met de partijen communiceert en de manier waarop de rechterlijke macht aan de maatschappij rekenschap geeft van zijn werking.

59.          De CCJE benadrukt dat geen enkele beoordelingsprocedure voor de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als dusdanig of van rechters afzonderlijk mag bedreigen.

60.          De kwaliteitsbeoordeling van rechterlijke beslissingen moet in de eerste plaats gebeuren in het kader van de door het EVRM bekrachtigde basisprincipes, en niet in het licht van de overwegingen die slechts van economische aard zijn of slechts het beheer van de procedures betreffen. De toepassing van bepaalde methodes uit de economische wereld moet omzichtig worden beschouwd. Het rechtsstelsel beoogt immers in de eerste plaats de wet toe te passen en gevolg eraan te geven en kan niet in termen van economische doeltreffendheid worden onderzocht.

61.          Ieder stelsel ter beoordeling van de kwaliteit zou de kwaliteit van rechterlijke beslissingen moeten bevorderen en mag niet als een louter bureaucratisch instrument worden aangewend of als een doel op zich dienen. Het is geen instrument voor externe controle op de rechterlijke macht.

62.          De CCJE wijst erop dat de beoordeling van de kwaliteit van het gerecht, inzonderheid van de werking van alle gerechten samen, van ieder gerecht afzonderlijk of van een groep gerechten op lokale basis niet mag worden verward met de beoordeling van de professionele capaciteiten van iedere rechter afzonderlijk die voor andere doeleinden dient[17].

63.          Iedere beoordelingsprocedure moet in de eerste plaats beogen de behoeften tot wijziging van de wetgeving, verandering of verbetering van de procedures of permanente opleiding van rechters en administratief personeel van de gerechten te identificeren.

64.          Het onderwerp, de methodes en de beoordelingsprocedure moeten correct worden gedefinieerd en begrijpelijk zijn. Ze moeten door rechters of in nauwe samenwerking met hen worden vastgelegd.

65.          De beoordeling moet transparant zijn. De persoonlijke gegevens betreffende rechters of gegevens op grond waarvan ze kunnen worden geïdentificeerd, moeten vertrouwelijk blijven.

66.          De kwaliteitsbeoordeling van rechterlijke beslissingen mag rechters niet dwingen om een bepaalde beoordeling over het feit te volgen of om op uniforme wijze ten gronde te beslissen zonder rekening te houden met de omstandigheden die eigen zijn aan iedere zaak. 

67.          Iedere beoordeling van rechterlijke beslissingen moet rekening houden met de verschillende soorten en instanties van gerechten, de bevoegdheden, de soorten geschillen en de diverse capaciteiten om daarvoor een oplossing uit te werken. 

 

B. Beoordelingsmethodes (daaronder begrepen de instanties die belast zijn met de kwaliteitsbeoordeling van rechterlijke beslissingen)

68.          De CCJE benadrukt dat het wenselijk is om verschillende beoordelingsmethodes te combineren (inzonderheid indien gebruik wordt gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve statistische methodes) die verband houden met diverse kwaliteitsindicatoren en een veelheid aan informatie verschaffen. Geen enkele specifieke methode zou immers de overhand mogen krijgen boven de andere. Beoordelingsmethodes kunnen worden aanvaard, vooropgesteld dat ze met de vereiste nauwgezetheid, kennis en wetenschappelijke voorzorgen worden beschouwd en op een transparante wijze worden gedefinieerd. Ze kunnen de rechtmatigheid van rechterlijke beslissingen niet ter discussie stellen.

69.          Hoewel de staten niet hetzelfde beoordelingssysteem en dezelfde methodologische aanpak moeten aannemen en hoewel dit advies niet beoogt de verschillende systemen van de kwaliteitsbeoordeling nader toe te lichten, is de CCJE evenwel van oordeel dat op grond van de nationale ervaringen een lijst van de meest passende methodes kan worden opgesteld.

1. Beoordeling van het rechtsstelsel door rechters en andere actoren

70.          De CCJE moedigt de intercollegiale toetsing en de zelfbeoordeling door rechters aan, evenals de deelname aan de beoordeling van “externe” actoren (bijvoorbeeld advocaten, procureurs, professoren aan rechtsfaculteiten, nationale en internationale niet-gouvernementele organisaties), op voorwaarde dat de onafhankelijkheid van rechters volledig in acht wordt genomen. Een dergelijke externe beoordeling mag uiteraard niet worden aangewend als methode om de rechterlijke onafhankelijkheid of de integriteit van de rechtsgang in het gedrang te brengen. De belangrijkste referentie voor de beoordeling van rechterlijke beslissingen moet een passende en doeltreffende beroepsprocedure zijn.

  

71.          De hogere gerechten kunnen door hun rechtspraak, het onderzoek van de rechtspraktijk en hun jaarverslagen bijdragen tot de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen en de beoordeling ervan. Het is derhalve van het allergrootste belang dat de rechtspraak duidelijk, coherent en vast is. De hogere gerechten kunnen eveneens bijdragen tot de kwaliteit van rechterlijke beslissingen door methodologische handleidingen te ontwikkelen ten behoeve van de lagere gerechten waarin wordt herinnerd aan de toepasselijke principes, zulks conform de relevante rechtspraak.

2. Statistische methodes

72.          Bij de kwantitatieve statistische methode worden statistieken toegepast op het niveau van het gerecht (statistieken over het aantal aanhangige zaken, het aantal nieuwe en gevonniste zaken, het aantal zittingen voor iedere zaak, de geannuleerde zittingen, de duur van de procedure, etc.). De kwantiteit van het door het gerecht geleverde werk vormt een van de criteria die de mogelijkheid bieden de capaciteit van de rechtsbedeling te meten en aldus te antwoorden op de behoeften van de burgers. Die capaciteit is een van de kwaliteitsindicatoren van de justitie. Die beoordelingsmethode houdt rekening met de activiteit van de gerechten, maar zou ontoereikend kunnen zijn om te beoordelen of de beslissingen naar behoren gewezen zijn. De aard van de beslissingen hangt af van de gegrondheid van iedere afzonderlijke zaak. Een rechter kan bijvoorbeeld een reeks onderling verbonden beslissingen betreffende minder belangrijke zaken wijzen. De statistieken kunnen niet in iedere situatie dienstig zijn en moeten altijd in een specifieke context worden geplaatst. Dankzij die methode kan evenwel worden beoordeeld of de doorlooptijden van de dossiers passend zijn en of er vertraging is die verantwoordt dat extra middelen worden toegekend en dat methodes worden ingevoerd die ertoe kunnen leiden dat bedoelde vertraging wordt beperkt of weggewerkt.

73.          In het kader van de kwalitatieve statistische methode worden de beslissingen gerangschikt naargelang de categorie, het onderwerp en de moeilijkheid ervan. Dankzij die methode kunnen verschillende categorieën van zaken worden gewogen teneinde een doeltreffende en correcte werkverdeling evenals de minimale en maximale werklast te bepalen die van een gerecht kan worden geëist. Die methode biedt het voordeel dat de specifieke eigenschappen van bepaalde dossiers of geschillen in overweging worden genomen, zodat de nadruk kan worden gelegd op die, welke ondanks het geringe aantal gewezen beslissingen, een aanzienlijke werklast betekenen. Het nadeel van de kwalitatieve statistische beoordeling vloeit daarentegen voort uit de moeilijkheid om de te beschouwen parameters te definiëren en te bepalen welke autoriteiten gemachtigd zijn om die te ontwikkelen.

74.          Zowel het geringe aantal beroepen als het aantal verworpen beroepen kunnen kwaliteitsindicatoren zijn die op objectieve wijze kunnen worden opgesteld en die betrekkelijk betrouwbaar zijn. De CCJE benadrukt evenwel dat het aantal beroepen en nietigverklaringen niet noodzakelijk een gebrekkige kwaliteit van de beslissingen weerspiegelt. Een nietigverklaring kan immers gewoon een andere beoordeling van de rechter in hoger beroep over een moeilijke kwestie opleveren, aangezien de nietig verklaarde beslissing zelf kan worden tegengesproken indien de zaak voor een hogere instantie wordt gebracht[18].

3. Rol van de Raad voor de Justitie

75.          De nationale en internationale instanties die met de beoordeling van rechterlijke beslissingen zijn belast, moeten zijn samengesteld uit leden die volkomen onafhankelijk zijn van de uitvoerende macht. In de staten die over een Raad voor de Justitie[19] beschikken, moet die Raad belast worden met de kwaliteitsbeoordeling van de beslissing, zulks om iedere vorm van druk te voorkomen. Binnen de Raad voor de Justitie zouden de gegevensverwerking en de kwaliteitsbeoordeling moeten worden toevertrouwd aan andere diensten dan die welke met de tucht van rechters zijn belast. Om dezelfde reden zou in de staten die niet over een Raad voor de Justitie beschikken de kwaliteitsbeoordeling van rechterlijke beslissingen onder de bevoegdheid van een specifieke instantie moeten ressorteren, die net zoals een Raad voor de Justitie de onafhankelijkheid van rechters waarborgt.


 Voornaamste conclusies en aanbevelingen

a)             De kwaliteit van de door de parlementen aangenomen wetten is een van de externe indicatoren waarvan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen afhankelijk is. Het is derhalve belangrijk dat de nationale parlementen de impact van bestaande en in voorbereiding zijnde wetten op het rechtsstelsel evalueren en controleren.  

b)            De kwaliteit van de genomen beslissingen is afhankelijk van de toekenning, aan elk rechtsstelsel, van passende personele, budgettaire en materiële middelen en van de handhaving van de financiële zekerheid van elke rechter binnen dat stelsel.

c)             De kwaliteit van het onderwijs van het recht en van de opleiding van rechters en andere rechtsbeoefenaars is van cruciaal belang opdat een rechterlijke beslissing kwalitatief zou zijn.  

d)            Het is ook belangrijk dat rechters worden opgeleid in niet-juridische materies en dat het personeel van de gerechten zodanig wordt opgeleid dat rechters geen administratieve en technische taken moeten uitvoeren en zich kunnen concentreren op de aan het nemen van beslissingen verbonden intellectuele aspecten.  

e)             De kwaliteit van rechterlijke beslissingen blijkt duidelijk uit de interactie tussen de diverse actoren van het rechtsstelsel

 

f)             Het professionalisme van de rechter is de eerste garantie voor een kwalitatief hoogstaande beslissing en vormt een belangrijk deel van de interne omgeving die de rechterlijke beslissing beïnvloedt. Dat professionalisme omvat een hoogstaande juridische opleiding en de ontwikkeling van een cultuur van onafhankelijkheid, ethiek en deontologie. In die optiek moet de rechter niet alleen bewust worden gemaakt van juridische instrumenten, maar ook van niet-juridische begrippen.

 

g)            De procedure en het dossierbeheer zijn nog andere elementen van de interne omgeving die de rechterlijke beslissing beïnvloeden. De procedure moet duidelijk, transparant en voorspelbaar zijn. De rechter moet de mogelijkheid hebben om de procedure actief en snel te organiseren en te leiden. De beslissing moet binnen een redelijke termijn worden gewezen. De snelheid van de procedure is echter niet de enige factor waarmee rekening moet worden gehouden aangezien de rechterlijke beslissing moet voorzien in het recht op een eerlijk proces, sociale vrede en rechtszekerheid.   

h)             Gestandaardiseerde modellen van ‘good practices’ inzake procedurebeheer moeten worden aangemoedigd, net zoals overleg tussen rechters.

i)              In alle gevallen bedoeld in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou er een zitting moeten zijn en die moet alle eisen vervullen opgenomen in het EVRM, teneinde de rechtzoekenden en de hele maatschappij de inachtneming van de minimumstandaarden van een goed gevoerd en eerlijk proces te waarborgen.

j)              Een eerlijk gevoerde procedure, een correcte toepassing van de rechtsregels, een correcte beoordeling van de feiten en het gegeven dat de beslissing uitvoerbaar is, zijn sleutelelementen die leiden tot een beslissing van een hoge kwaliteit. 

k)             De beslissing moet begrijpelijk zijn en opgesteld zijn in een duidelijke en eenvoudige taal, waarbij iedere rechter evenwel vrij zijn stijl kan kiezen of zich kan baseren op gestandaardiseerde modellen.

 

l)              De CCJE raadt de rechterlijke autoriteiten aan ‘good practices’ vast te leggen om het opstellen van beslissingen te vergemakkelijken.

m)           De rechterlijke beslissing moet in principe gemotiveerd zijn. De kwaliteit ervan hangt voornamelijk af van de kwaliteit van de motivering. De motivering houdt tevens de uitlegging van de rechtsregel in, waarbij de rechtszekerheid en de uniformiteit van de rechtsregel worden gewaarborgd. Wanneer een gerecht niettemin tot een kentering in de rechtspraak beslist, moet die duidelijk in de beslissing worden vermeld. 

n)             De CCJE raadt aan om regelingen in te voeren die eigen zijn aan de juridische tradities van iedere staat en waarin de toegang tot de hogere instanties wordt geregeld

o)            Wanneer afwijkende meningen van rechters zijn toegestaan, kunnen deze bijdragen tot een betere inhoud van de beslissing en een goed begrip van zowel de beslissing als de ontwikkeling van het recht. Deze meningen moeten behoorlijk gemotiveerd zijn en zouden moeten worden bekendgemaakt. 

p)            Ieder dictum van een rechterlijke beslissing zou moeten worden opgesteld in duidelijke en ondubbelzinnige termen zodat het gemakkelijk gevolgen kan hebben of in het geval van een dictum dat leidt tot een verplichting iets te doen, niet te doen of te betalen, gemakkelijk uit te voeren is.

 

q)            De CCJE benadrukt dat de verdiensten van iedere afzonderlijke beslissing worden gecontroleerd door de rechtsmiddelen die door de nationale procedures en de toegang van de rechtzoekenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ter beschikking worden gesteld.

r)              De gehele rechterlijke organisatie moet worden onderzocht teneinde de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen te beoordelen. Er moet rekening worden gehouden met de duur, de transparantie en het verloop van de procedures.

s)             De beoordeling moet gebeuren in het kader van de door het EVRM bekrachtigde basisprincipes, en niet in het licht van de overwegingen die slechts van economische aard zijn of slechts het beheer van de procedures betreffen.

t)              De beoordelingsprocedures voor de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen mogen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als dusdanig of van rechters afzonderlijk niet bedreigen en mogen evenmin als een louter bureaucratisch instrument worden aangewend of als een doel op zich dienen. Zij kunnen de capaciteiten van iedere rechter afzonderlijk niet beoordelen en evenmin de rechtmatigheid van de rechterlijke beslissingen ter discussie stellen.

u)             Iedere beoordelingsprocedure moet in de eerste plaats beogen de behoeften tot wijziging van de wetgeving, verandering of verbetering van de procedures of permanente opleiding van rechters en administratief personeel van de gerechten te identificeren.

v)             De CCJE benadrukt dat het wenselijk is om verschillende methodes tecombineren. Deze moeten met de vereiste nauwgezetheid, kennis en wetenschappelijke voorzorgen worden beschouwd en op een transparante wijze worden gedefinieerd.

 

w)            De CCJE moedigt de intercollegiale toetsing en de zelfbeoordeling door rechters aan, evenals de deelname aan de beoordeling van “externe” actoren, op voorwaarde dat de onafhankelijkheid van rechters volledig in acht wordt genomen.

x)                 De hogere gerechten kunnen door hun rechtspraak, het onderzoek van de rechtspraktijk en hun jaarverslagen bijdragen tot de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen en de beoordeling ervan. Het is derhalve van het allergrootste belang dat de rechtspraak duidelijk, coherent en vast is.

 

y)             De kwaliteitsbeoordeling van beslissingen moet deel uitmaken van de bevoegdheden van de Raad voor de Justitie, ingeval deze bestaat, of van een onafhankelijke instantie, die dezelfde onafhankelijkheid van rechters waarborgt.



[1] Uit alle teksten die aan die aangelegenheden zijn gewijd, blijkt de manier waarop de Raad van Europa de kwaliteitseis voor justitie opvat: “Pour le Conseil de l’Europe, l’approche de la qualité ne peut être celle d’une décision isolée, mais dépend, dans le cadre d’une approche globale, de la qualité du système judiciaire, incluant les juges, les avocats, les greffiers, tout comme de la qualité du processus qui conduit aux décisions. C’est donc sur chacun de ces points que le Conseil recommande de faire porter les efforts d’amélioration”. (Jean-Paul JEAN, “La qualité des décisions de justice au sens du Conseil de l’Europe”, colloquium georganiseerd op 8 en 9 maart 2007 door de Faculteit recht en sociale wetenschappen van Poitiers over het thema "de kwaliteit van rechterlijke beslissingen", zie Etudes de la CEPEJ nr. 4).

[2] Zie eveneens de conclusies van de Conferentie over de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen gehouden op het Hooggerechtshof van Estland in Tartu (18 juni 2008) in aanwezigheid van de Estse gerechtelijke gemeenschap en de werkgroep van de CCJE.

[3] Voor de vragenlijst over de kwaliteit van de rechterlijke beslissingen en de antwoorden, zie de website van de CCJE: www.coe.int/ccje

[4] Betreffende in het bijzonder de procedurewetten verwijst de CCJE naar Advies nr. 6 (2004) waarin hij de wetgever aanraadt optimale keuzes te maken inzake het evenwicht tussen de duur van het proces en de beschikbare alternatieven voor conflictregeling, de onderhandelingsmechanismen van de verdediging, vereenvoudigde procedures en/of spoedprocedures en summiere procedures, evenals de procedurele rechten van de partijen, etc. om kwalitatieve rechterlijke beslissingen binnen een redelijke termijn te waarborgen. Bovendien zou de financiering van de alternatieven voor conflictregeling moeten worden verzekerd.

[5] Zie Advies nr. 1 (2001) van de CCJE, lid 61.

[6] Zie Advies nr. 2 van de CCJE.

[7] Zie Advies nr. 4 (2003) van de CCJE.

[8] Brochures, case studies van goede en slechte werkwijzen, standaardmodellen voor het opstellen van vonnissen met de methodologie, technische fiches, naslagwerken voor opleidingsdoeleinden kunnen onder de magistraten ruim worden verspreid.

[9] In Advies nr. 6 (2004) heeft de CCJE, die zich baseert op de principes in Aanbeveling nr. R (84), het belang van de actieve rol van de rechter in het beheer van het burgerlijke proces benadrukt (zie met name leden 90 tot 102 en lid 126).

[10]In dat opzicht moet verwezen worden naar Advies nr. 7 (2005) van de CCJE, inzonderheid naar de leden 56 tot 61 van dat Advies.

[11] Uitzonderingen daarop kunnen onder andere de volgende zijn: beslissingen over de gerechtelijke administratie (zoals beslissingen waarbij de zaak naar een volgende zitting kan worden verwezen), minder relevante of in hoofdzaak niet-contentieuze procedurevraagstukken (verstekvonnissen of vonnissen met onderlinge toestemming tussen de partijen), arresten van het hof van beroep die een beslissing van eerste aanleg bevestigen na soortgelijke argumenten met dezelfde motivering te hebben gehoord, beslissingen van een jury evenals bepaalde beslissingen betreffende de toestemming om beroep of een vordering in te stellen in landen waar dergelijke toestemmingen vereist zijn.

[12] Zie onder meer EHRM: Boldea/Roemenië van 15 februari 2007, § 29; Van den Hurk / Nederland van 19 april 1994, § 61.

[13]Zie onder meer EHRM: Boldea / Roemenië van 15 februari 2007, § 29; Helle / Finland van 19 februari 1997, § 60.  

[14] Met Europees recht wordt het acquis van de Raad van Europa en het gemeenschapsrecht bedoeld.

[15] Zie Advies nr. 9 (2006) van de CCJE.

[16] Zie Advies nr. 6 (2004) van de CCJE, lid 130.

[17] Zie Advies nr. 6 (2004) van de CCJE, deel B lid 34 en Advies nr. 10 (2007) van de CCJE, de leden 52 tot 56 en 78.

[18] Zie Advies nr. 6 (2004) van de CCJE, lid 36.

[19] Die Raden voor de Justitie moeten worden opgericht en functioneren conform de methodes die de CCJE in Advies nr. 10 (2007) aanbeveelt.